HET VOORDEWINDSE RAK
“Zelfs een bos stro zeilt voor de wind”, hoor je nog wel eens laatdunkend opmerken. Inderdaad, maar een beetje wedstrijdzeiler legt het voordewindse rak toch aanzienlijk sneller af dan bovengenoemde bos stro. Eigenlijk wordt met deze opmerking gesuggereerd dat een voordewinds rak maar een saai en dom rak is waarin weinig eer te behalen valt. Niets is echter minder waar. In een voordewinds rak kun je net zo goed als in een kruisrak van de windschiftingen en verschillen in windkracht gebruik maken, nog daargelaten de tactiek die je ten opzichte van je tegenstanders kunt toepassen.
Eerst iets over de optimale snelheid voor de wind. Net als in een kruisrak bestaat er een optimale hoek ten opzichte van de windrichting waarbij de V.M.G. (velocity made good) of wel de snelheidscomponent in een richting plat voor de wind het grootst is. Dit houdt in dat je soms een koers moet sturen die aanzienlijk afwijkt van de rechtstreekse koers naar de onderboei om daar toch het snelst te komen. Dit wordt ook wel het afkruisen van het voordewindse rak genoemd. De hoek die je ten opzichte van een plat voordewindse koers moet maken is hoofdzakelijk afhankelijk van: – a) het type boot – b) de windkracht en als bijkomende factor is er nog de golfslag, waardoor je al dan niet kunt surfen.
Voor een FF 65 kun je stellen dat met wind tot 10 knopen de hoek ca. 150 – 165 graden is. Waait het harder dan moet je dieper sturen. De marge voor de optimale VMG is ca. 15 graden dus kun je deze ruimte strategisch gebruiken. (Edit Red.)
VEEL GIJPEN. Onwillekeurig wordt gijpen nogal eens zo veel mogelijk vermeden. Het gijpen op windschiftingen in een voordewinds rak is echter net zo belangrijk als het overstag gaan op windschiftingen in een kruisrak.
TAKTIEK
De tactiek met betrekking tot te verwachten veranderingen in windkracht en windrichting is een ander facet. Eerst de windkracht. Is het rak niet plat voor de wind maar komt de wind iets schuin van achteren in, vraag je dan af of de wind naar alle waarschijnlijkheid zal toe- of afnemen. Is de wind afnemend ga dan eerst wat meer plat voor de wind varen. Dit heeft als voordeel dat je ten eerste de wind iets langer houdt als hij er uit zakt, maar wat veel belangrijker is, je kunt op-reachen in de tweede helft van het rak als de wind afneemt en dat is belangrijker naarmate de wind meer afneemt. Verwacht je dat de wind toeneemt, stuur dan eerst wat hoger. Je krijgt de toenemende wind dan het eerst en kunt tevens in de toegenomen wind makkelijk wat lager gaan sturen. Als het voordewindse rak plat voor de wind is en het maakt niet uit of je over bakboord of stuurboord gaat liggen, probeer dan te beredeneren of de wind eventueel zal gaan draaien en zo ja welke kant op. Als je verwacht dat de wind zal gaan ruimen begin dan met over bakboord te gaan liggen. Op het moment dat de wind ruimt kun je gijpen en over stuurboord naar de boei toe reachen. Degene die over stuurboord is begonnen moet op het moment dat de wind ruimt nog steeds plat voor de wind naar de onderboei toe.
Uiteraard komt ook vaak genoeg de situatie voor waarbij je geen aanwijzingen hebt of de wind zal toe- dan wel afnemen, noch of de wind gaat ruimen of krimpen. Zijn er in zo’n geval geen andere boten in de buurt dan is het meestal het veiligst om in de buurt van de rumpline de optimale hoek voor de wind te sturen en op de windschiftingen te gijpen. Komt er dan een verandering in windkracht of -richting dan ben je niet verloren. Zitten er andere boten vlak voor je of vlak achter je dan is het verstandig direct bij het ingaan van het voordewindse rak aan die zijde van de rumpline c.q. andere boten positie te kiezen dat je bij de onderboei recht op ruimte hebt als je er met meerdere boten tegelijk aan komt.
VLAGEN EN GOLVEN.
Deze hebben invloed op de optimale hoek die je voor de wind kunt sturen. Ten eerste de vlagen. In het algemeen kun je als de wind toeneemt lager gaan sturen. Bij vlagerig weer is het dan ook een kwestie van veel sturen. In de vlagen afvallen en tussen de vlagen wat opsturen om aan de optimale snelheid voor de wind te komen. Uiteraard kan dit met harde wind bij schepen die de neiging hebben snel te gaan rollen wel eens een probleem geven omdat hiermee het rollen tegelijk bevordert wordt. Het wordt in dat geval vaak een kwestie van een compromis. De golven: als golfhoogte en windkracht zodanig zijn dat er gesurft kan worden treden er nog andere effecten op. Als niet plat voor de wind gevaren wordt komt op het moment dat de boot begint te surfen door de grote snelheidstoename de schijnbare wind een stuk scherper in. Tijdens de surf kan dan ook een flink stuk lager gestuurd worden, mits op het moment dat de boot begint af te remmen maar weer wordt opgestuurd. Zijn de golven redelijk hoog en de wind niet te hard dan gebeurd het ook dat de snelheid van de boot tijdens de surf gelijk aan- of hoger dan de windsnelheid is. Hierdoor wordt de schijnbare wind nul of komt zelfs recht van voren in. Op die momenten kan er nog een stuk lager worden gestuurd, in feite een stuk over de gijp heen. Het voordeel hiervan is dat er flink extra laagte wordt gewonnen en dat de boot langer blijft surfen omdat er iets schuin van de golf wordt afgegleden in plaats van recht voor de golf uit. Dit over de gijp van een golf afglijden wordt nog vergemakkelijkt door de boot flink naar loef te laten hellen waardoor vrijwel geen roeruitslag hoeft te worden gegeven.
TAKTIEK
Voor de wind zijn er twee bekende tactieken. Een om aan te vallen: het afdekken. Een om te verdedigen: het loeven. Ik kan daarover alleen maar zeggen: “ gebruik ze zo min mogelijk”. Afdekken lijkt heel leuk, maar wat gebeurt er in de praktijk? De boot die afgedekt wordt zal meestal wat oploeven of afvallen om vrije wind te krijgen. Blijf je hem dan volgen dan wijk je behoorlijk van je optimale koers af, wat ten koste van je positie ten opzichte van de andere boten in het veld gaat. Het heeft dan ook alleen maar zin als het vlak voor een boei gebeurt en je zodoende nog net ruimte kunt krijgen of indien er sprake is van je directe tegenstander in het klassement in een van de laatste wedstrijden. Als je iemand toch door middel van afdekken wilt passeren realiseer je dan dat dat alleen zin heeft als je tot vlak op zijn spiegel vaart en dan weggijpt. Gijp je niet weg en probeer je hem aan loef te passeren dan zal hij ongetwijfeld gaan loeven waardoor je en er niet langs komt en je een hoop afstand op je andere tegenstanders verspeelt. Loeven heeft voor een boot die voorop ligt alleen maar zin als hij door middel van kort te loeven zijn tegenstander er vanaf kan laten zien verder nog te proberen aan loef te passeren. Gaat de loefpartij langer door dan kan hij zijn directe tegenstander er achter houden (mits deze niet sneller is) maar wordt hij aan lij vaak tegelijkertijd door diverse andere tegenstanders gepasseerd. Wel is het zinnig om te loeven indien een gesloten rij boten van achteren komt opzetten. In dat geval word je wel gedwongen omdat zodra er een passeert aan loef en je wind wegneemt de hele rij er langs komt. Als je van achteren komt en je wilt aan loef passeren heeft dat alleen zin als je echt wat sneller bent. Pak dan bovendien ruim van tevoren wat extra hoogte zodat het voor de boot aan lij moeilijk wordt even snel naar je toe te komen om te gaan loeven. Tevens zal de boot aan lij niet zo gauw geneigd zijn te gaan loeven omdat hij geen afdekking c.q. vuile wind van je te vrezen heeft op die afstand. Vrijwel kansloos ben je als je iemand eerst tot vlak op zijn spiegel vaart en dan aan loef probeert te passeren. Als degene aan lij die je probeert te passeren dan kwaad wil schopt hij zijn helmstok naar lij waardoor jij een zodanig korte binnenbocht moet maken dat dit nooit lukt. De boot aan lij staat echter ondanks dat hij je raakt volkomen in zijn recht.
WEL OF GEEN SPINNAKER
Natuurlijk als het even kan zet je de spinnaker er bij, want dat scheelt aanzienlijk in snelheid. Maar wanneer heeft het nog zin en wanneer niet meer? Om te beginnen hoe scherp is het ruime rak ten opzichte van de wind. Een redelijke maatstaf is dat wanneer de wind dwars of ruimer in komt een spinnaker voordeel biedt. Een uitzondering hierop is wanneer de boot teveel helt. Ook al komt de schijnbare wind ruim genoeg in, als de helling te groot wordt is een spinnaker niet effectief meer. Soms is er sprake van een grensgeval. Zonder spinnaker ligt de boot redelijk recht en zou er nog wel wat meer zeil op kunnen. Met spinnaker helt de boot teveel en dreigt steeds uit het roer te lopen. Een oplossing is dan wel de spinnaker te zetten maar grootschoot en… giekneerhouder helemaal op te vieren waardoor helling en roerdruk nog net acceptabel zijn. Een reden om geen spinnaker te zetten op het voordewindse rak kan een te harde wind zijn. Dit is echter een zeer subjectieve reden. In vrijwel alle gevallen kunnen boot en spinnaker het wel aan en is het puur afhankelijk van de kunde en ervaring van stuurman en bemanning. In zo’n geval is het een afwegen van risico en wat je er mee kunt winnen of verliezen. Lig je ver voor neem dan zo min mogelijk risico en zet hem niet. Je hebt dan trouwens een goede kans dat de boten achter je hem ook niet zetten. Doen ze dat wel dan kun je hem altijd nog zetten als ze te dichtbij komen. Lig je niet voorop dan kun je alleen maar naar voren komen door hem wel te zetten en te hopen dat er op de boten voor je iets fout gaat. Jij hebt niets te verliezen, de boten voor je wel.